Slimme peuters en boosheid

Ik  ben   boos!

Ken je dat, zo’n peutertje dat ineens uit zijn vel kan vliegen? Ineens gaan alle remmen los en er vliegt een boze peuter door je huis. Daar kun je je als ouders aardig machteloos bij voelen. Je bereikt je kind  niet meer, het richt een spoor van schade aan en het is volledig over zijn toeren. Als dat thuis gebeurt en er zijn geen anderen bij dan kun je het soms laten gaan, soms ingrijpen, je kunt er meestal wel iets mee.

Wat doet het met mij?

Gebeurt het buitenshuis, dan komen allerlei andere overwegingen om de hoek kijken: ‘mijn kind hoort zoiets niet te doen’,  ‘wat zullen anderen er wel niet van denken?’ ‘straks krijg ik natuurlijk weer commentaar…’ Het zijn gedachten die misschien niet eens aan de oppervlakte komen, maar die wel een rol spelen.

Open blik

Dat doet iets met je. Het leidt er vaak toe dat je niet meer in staat bent om op een open manier te kijken naar je kind.  Want hoe voelt je kind zich op zo’n moment? Wat gebeurt er in zijn of haar koppie?

Boos zijn is een uiting. Soms is het kind inderdaad boos omdat iets niet mag, omdat iets niet lukt. Vaak is er iets anders aan de hand. Frustratie, schrik, niet begrepen worden, angst. Het is aan ons ouders en volwassenen om onze peuters te ‘lezen’.  Leer patronen te zien in het gedrag van je kind. Is er eerder iets voorgevallen wat voor jou eigenlijk niet belangrijk is maar wel voor je kind? Schrijf op wat er gebeurde voor je kind uit zijn vel vloog zodat patronen duidelijk worden. Kijk op welke momenten de uitbarstingen voorkomen. En hou altijd in gedachten dat je kind niet voor zijn lol boos wordt, dat doe je zelf ook niet.

Wat doet het met je peuter?

Boos zijn hoort bij het peuterdom, peuterschap. Voor slimme peuters is boos zijn meer dan alleen maar boos zijn. Het is een gevoel van onbegrepen zijn. Op zich is dat niet zo erg. Belangrijker is onze reactie. Word je boos op je slimme peuter, dan zal dat direct naar binnen slaan. Je bent niet boos op zijn gedrag, nee, je keurt het kind zelf af. Dat is hoe het voelt. En zo pakt je kind het opHoe komt dat binnen!

Wat kan ik doen?

Begin met het benoemen van het gedrag. ‘ik zie dat jij heel boos bent’. Door het gevoel van het kind te erkennen geeft dat wat rust bij het kind: ‘mama of papa ziet mij’, Geef ruimte aan het gevoel dat erbij hoort: ‘huil maar, ik vind het niet erg’.  Stel wel grenzen aan het gedrag: ‘we schoppen niet, we slaan niet, we bijten niet en we maken geen dingen stuk’.

Help je kind te leren onderscheid te maken in gevoelens: ben je boos, ben je bang, ben je moe, heb je honger? Door het scala aan gevoelens langs te gaan bewijs je je kind een grote dienst. Als het op jonge leeftijd gevoelens nauwkeurig leert benoemen weet het ook dat boosheid op zich geen probleem is. Maak daarom ook altijd onderscheid bij slimme peuters als je gedrag benoemt: ‘ik hou van jou, dat stopt niet, ook niet als je boos bent. Ik wil je wel graag helpen als je zo boos bent, want ik zie dat je er ongelukkig van wordt’.

Samen gelukkig

Het kost de nodige investering en de nodige zelfbeheersing om je slimme peuter te begeleiden in zijn boze buien. Tegelijk is het ruimschoots de moeite waard. Het smeedt een vertrouwensband met je peuter en legt een basis voor de toekomst. Bij jou kan je kind terecht. En word je zelf een keer boos? Helemaal niet erg, je bent een mens. Ook jij mag fouten maken. Kom er later wel altijd even op terug en leg uit wat er bij jou mis ging. Je peuter zal leren dat het niet erg is om fouten te maken, en dat je die ook weer goed kunt maken.

 

Slim en angst: je bange peuter

Slimme peuters beleven de wereld anders dan je zou verwachten. Zo zijn ze al prima in staat om allerlei gevaren te bedenken. Auto’s, honden, brand, de dood. Je kunt het zo gek niet bedenken of ze hebben er al een theorietje omheen bedacht. ‘Als ik een hond aan zie komen, dan kan hij mij bijten en dan moet ik dus heel hard weglopen…’ Dat er een drukke weg is waar de gevaren veel groter maar vooral veel realistischer zijn overziet dit kind niet.

Het gebeurt regelmatig dat de angst van een peuter er op een totaal andere manier en ander moment uit komt. Een kind dat bang is voor een hond zal proberen alle contact te vermijden. Dat kun je zien: er komt een hond aan en je kind neemt de benen. Dit zijn duidelijke angsten waar je op kunt anticiperen.

In andere gevallen, spoken, dieven, brand, de dood, ligt dat anders. Je komt niet vaak een spook tegen, dus kun je daar ook niet op vooruit lopen. Dat spook is er ineens, geen idee waar hij vandaan is gekomen, geen idee wat je kind ziet. Bij brand is dat net zo: meestal gebeurt het gewoon niet in het leven van een kind. Maar die slimme peuters kunnen zich wel bedenken dat het zou kunnen gebeuren. Je kookt, daar komt vuur bij, je hebt kaarsen in huis, daar zit een vlam op. Het hoeft niet eens bij jou thuis te gebeuren, een beeld op tv, een brandweerwagen die langskomt is al genoeg om daar de wildste fantasieën op lost te laten.